‘In de kern hebben we in Nederland zorg van een goed niveau’

In de nieuwste editie van HuisartsenService staat een interview van mijn hand met Marina Eckenhausen, inspecteur-generaal bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. In het artikel blikt zij terug op haar eerste maanden in deze functie en het werk terwijl zich op de achtergrond een wereldwijde pandemie afspeelt.

Marina Eckenhausen, inspecteur-generaal bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
“We hebben als toezichthouder uitgesproken dat veiligheid in deze tijd het belangrijkste is”

Per 1 september 2020 is Marina Eckenhausen officieel aangetreden als inspecteur-generaal bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Aan HuisartsenService vertelt ze over het werk van de inspectie, over de impact van de coronacrisis, de manier waarop de eerstelijnszorg wordt bekeken en de grootste uitdagingen waar de Nederlandse zorg in deze roerige tijd mee te maken heeft (gehad).

“De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is er om de kwaliteit van de zorg te stimuleren. Kwaliteit van nu en kwaliteit van morgen. We dagen professionals en bestuurders graag uit om zichzelf te verbeteren. Ten tweede moeten de gezondheidszorg en jeugdhulp voldoen aan wettelijke vereisten en aan de veldnormen die voor ons als uitgangspunt dienen. Als je achterblijft, treden wij op. Ik zeg altijd dat er drie soorten achterblijvende zorgaanbieders zijn: ‘weet niet, kan niet en wil niet’. In de categorie ‘weet niet’ zitten niet alleen nieuwe toetreders in de zorg. Het kan zijn dat iemand of een organisatie nog niet op de hoogte is van de nieuwste richtlijn. Als iemand niet kan of niet wil, dan treden de inspecteurs op. Zo nodig handhavend met passende maatregelen. Wat ons bijzonder maakt, is dat wij het hele veld van de zorg en jeugdhulp overzien. Alle 1,3 miljoen medewerkers in de zorg, de 45.000 instellingen en de samenwerkingsverbanden daartussen. Vooral in deze coronatijden was dat laatste een belangrijke aanvulling. Met de kleine 900 medewerkers richten we dit toezicht efficiënt en doelmatig in, kijken we waar de risico’s het grootst zijn en doen we thematisch onderzoek. Hierbij onder meer geleid door signalen, vragen en klachten die ons bereiken.”

“Wat we beogen, ook bij eerstelijnszorg, is effectief toezicht. We detecteren risico’s uit onder meer meldingen die bij ons binnenkomen en vanuit andere data. Met die ontwikkeling gaan we door. We hebben over de projecten die we doen om risico’s te verminderen geregeld contact met het zorgveld. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat wij bij medicatieveiligheid anders zijn gaan werken. Alle onderdelen moeten in deze keten het goede doen om de veiligheid te garanderen. Voorheen beoordeelden we die onderdelen steekproefsgewijs en door het land heen. Nu kiezen we ervoor om in één regio de hele keten onder de loep te nemen en hierin betrokken inspecteurs te laten samenwerken. Zo krijg je een veel completer beeld en kun je de betrokkenen een beter beeld teruggeven over wat aangrijpingspunten zijn om te verbeteren.”

‘Zorg bleek ineens veel duidelijker dan voorheen een onderdeel van de samenleving’

“Er zijn een aantal grote uitdagingen waar de Nederlandse zorg in deze roerige coronatijd mee te maken heeft gehad, want ‘dat virus plakt aan alles en iedereen’. Dat maakt dat je moet samenwerken; in de eerstelijn, met de GGD, rond crisisopnamen en voor de verkrijgbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen. Zorg bleek ineens veel duidelijker dan voorheen een onderdeel van de samenleving. Huisartsen weten dat als geen ander. Denk aan patiënten die klein behuisd zijn, verlies van werk, dakloosheid et cetera. Zorg waarvan de kwaliteit al zorgelijk is of waar al tekorten zijn, valt tijdens zo’n crisis door de mand. Ik noem als voorbeeld onze zorg voor kwetsbare ouderen. In ons meerjarenbeleidsplan, dat in 2020 zijn eerste jaar in ging, staan zes thema’s die allemaal van toepassing waren op ‘corona’. Neem de internationale markt voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, de dreigende tekorten op de arbeidsmarkt, maar ook het belang van persoonsgerichte zorg.”

“Tot 2020 zeiden we altijd dat we toezien op basis van gezond vertrouwen. In 2020 hebben we dat in de praktijk waar moeten maken en op de professionals in de zorg moeten vertrouwen. De zorg is dat vertrouwen waard gebleken. We hebben ook ons toezicht opnieuw moeten inrichten en we moesten flexibel zijn. Voor ons was het daarom ook een spannend jaar. Ons nieuwe motto is Duidelijk. Onafhankelijk. Eerlijk. Ook dat brengen we nu in de praktijk. Een praktijk die bovendien nog eens is vergroot door nieuwe toezichtsgebieden zoals teststraten, grootschalig vaccineren, de import van PBM en beademingsapparatuur.”

‘Als inspectie vertrouwen we op de professionaliteit en deskundigheid van zorgverleners’

“De coronacrisis heeft mij ook als mens geraakt. Mijn zoon zat in Noorwegen, die heb dus ik heel lang niet kunnen zien. De dag voordat de verpleeghuizen dicht gingen, werd mijn moeder opgenomen op een psychogeriatrische afdeling. Ik kon haar toen bijna drie maanden niet bezoeken. Toen dat wel weer kon, bleek ze 10 kilo afgevallen en herkende ze haar kinderen niet meer. Via mijn man, die als cardioloog in een ziekenhuis werkt, ben ik betrokken bij het reilen en zeilen daar, ook vanuit mijn betrokkenheid als mens. Mijn persoonlijke ervaringen neem ik altijd mee in mijn werk. Daarom zou ik geen directeur van een ‘paperclipfabriek’ kunnen zijn.”

“In deze tijd waarin de zorg in Nederland onder druk staat, is de kwaliteit nooit in het geding geweest. Er zijn vast dingen niet goed of minder goed gegaan. Echter, we hebben geen grote misstanden geconstateerd. We hebben als toezichthouder uitgesproken dat veiligheid in deze tijd het belangrijkste is en houden rekening met de bijzondere omstandigheden waaronder de zorg op dit moment wordt verleend. Als zorgverleners moeten afwijken van de gebruikelijke werkwijze, vragen we dat vast te leggen. Zo is achteraf altijd uit te leggen waarom bepaalde keuzes werden gemaakt. Niet alleen naar ons, maar vooral aan patiënten en collega’s. Als inspectie vertrouwen we op de professionaliteit en deskundigheid van zorgverleners. Wij willen hen het vertrouwen geven dat zij niet achteraf worden afgerekend op afwegingen die zij onder moeilijke omstandigheden hebben gemaakt. De inspectie vertrouwt erop dat zorgaanbieders zelf het beste in staat zijn om de risico’s in de zorg, binnen hun praktijk en binnen de ketens en netwerken waar zij deel van uitmaken, te signaleren en maatregelen te treffen om deze risico’s te beheersen. Wij zien er op toe dat dit leidt tot goede en veilige zorg en wij hebben veel respect voor de manier waarop de lastige afwegingen zijn gemaakt. Ook de huisartsen hebben het zwaar gehad en zijn ons vertrouwen waard gebleken.”

“Het Landelijk Meldpunt Zorg ontvangt veel signalen over en rond COVID-19-problemen. Voor patiënten en cliënten is de zorg vaak een doolhof. Een van de onderwerpen waarover we worden benaderd is uitgestelde zorg, wat vanzelfsprekend veel onrust geeft. De medewerkers bieden een luisterend oor, verwijzen patiënten naar de juiste plek om eventueel een klacht neer te leggen en adviseert op maat. Bijvoorbeeld hoe klachten bespreekbaar te maken met de behandelaar. Het gesprek aangaan is zo belangrijk! Die signalen die binnenkomen, geven ons als inspectie een beeld hoe de zorg ervoor staat en wat hierin opvalt. Hiervan maken wij analyses en pakken dat op in ons toezicht of brengen het onder de aandacht van anderen die hier een verantwoordelijkheid in hebben. Het is voor ons dus altijd belangrijk als iemand een signaal afgeeft bij het LMZ.”

‘Ook de huisartsen hebben het zwaar gehad en zij zijn ons vertrouwen waard gebleken’

“Er is veel onrust in de maatschappij, er worden veel onwaarheden gedeeld en er lijkt een groeiend wantrouwen naar officiële instanties. De vraag die wij onszelf als inspectie stellen is wanneer wij in actie moeten komen als mensen onwaarheden verkondigen. Men verwacht vaak dat wij zullen ingrijpen, maar er moet wel discussie gevoerd kunnen worden. Vrijheid van meningsuiting is belangrijk en andere meningen moeten gehoord worden. Zorgprofessionals hebben hierin echter een zware verantwoordelijkheid. Zij hebben de plicht de juiste informatie te delen en bij te dragen aan de dialoog. In het algemeen luidt het advies dan ook om de discussie binnen de eigen beroepsgroep te voeren. Bij ophitsing en opruiing is de maatschappij niet gebaat. Maar we moeten het van geval tot geval beoordelen. Neem de homeopathische arts die zich op het Museumplein in niet mis te verstane bewoordingen uitliet. Wij veroordelen hem niet op basis van wat wij in de media lezen, zien en horen. Wij gaan in gesprek om te vragen of hij nog steeds achter zijn uitlatingen staat en of hij deze uit volle overtuiging of in de waan van het moment heeft gedaan. Dat bepaalt of er eventueel verdere maatregelen moeten worden genomen. Wij proberen dus zo goed mogelijk onafhankelijk en onbevooroordeeld onze toezichthoudende taak te vervullen.”

“Er zijn op dit moment een aantal prangende zaken waar de zorg in Nederland mee te kampen heeft. Drie dingen wil ik hier noemen. Wij maken ons zorgen over de jeugdzorg, over de beschikbaarheid van geneesmiddelen wereldwijd en over de versnippering en schotten in het maatschappelijk domein en de jeugdzorg. Deze zorgen hebben niks met corona te maken en liggen niet aan zorgverleners of wie dan ook. Dat maakt het ook zo ingewikkeld. Onze rol is om hiervoor aandacht te vragen. Wij kunnen issues agenderen. Partijen bij elkaar brengen en stimuleren dat erover gesproken wordt. De ontwikkelingen rond netwerkzorg spelen een belangrijke rol. Ons toezicht daarop begint steeds meer vorm te krijgen. Netwerken hebben geen directeur, dus het is lastig tot wie we ons moeten richten. Maar dat hierin een deel van de oplossing van de problemen in de zorg en jeugdhulp ligt, is wel duidelijk.”

“Binnen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kijken we steeds integraler naar de zorg rondom de patiënt. Dat doen we binnen de eerstelijn, maar ook over de lijnen heen. Toezicht wordt steeds regionaler. Ik kan een paar voorbeeld noemen:
• Tesko (‘Toezicht op Eerstelijns Samenwerking bij Kwetsbare Ouderen’): daarbij hebben we de samenwerking tussen huisartsenzorg en wijkverpleging in de zorg aan kwetsbare ouderen in de thuissituatie onderzocht. Bij dit project stonden de kwetsbare ouderen centraal en bezochten we daarom naast de zorgaanbieders/zorgverleners ook de kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers. Bij dit project zijn meerdere afdelingen binnen de IGJ betrokken, zowel toezicht als staf.
• TAG: Toezicht op de ambulante GGZ. Meerdere partijen hebben een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid om ambulante GGZ te verbeteren. Ook de inspectie heeft hierin haar verantwoordelijkheid. Zij wil bij haar toezicht aansluiten op de verschillende typen zorg die de mensen met chronisch psychische problemen nodig hebben.
• Toezicht integrale geboortezorg: samen met afdeling Medisch Specialistische Zorg bezoekt de afdeling Eerstelijnszorg verloskundige samenwerkingsverbanden. Hierbij wordt getoetst aan de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Het verlenen van integrale zorg en goede samenwerking tussen eerstelijnsverloskundigen, tweedelijnsgeboortezorg (klinisch verloskundigen en gynaecologen) en de kraamzorg staat hierbij centraal. We spreken bij dit toezicht ook met zwangeren.”

“In de kern hebben we in Nederland zorg van een goed niveau. Links en rechts zijn er wat aandachtspunten. Het echte knelpunt is op dit moment de jeugdhulp. Voor huisartsen is vooral vernieuwing een uitdaging. Artsen zijn dat aan hun stand verplicht en ik heb er alle vertrouwen in dat huisartsen deze uitdaging aan kunnen.”